Indexering loongevoelige budgetten

Indexering loongevoelige budgetten Duo+ met 5,3%, p.m. (meerjarig)

Voor de personele budgetten van Duo+ is de op 1 januari 2024 bekrachtigde CAO voor Nederlandse gemeenteambtenaren van toepassing. Deze loopt tot en met 31 maart 2025 en voor de rest van 2025 zijn er nog geen loonafspraken gemaakt. Voorgesteld wordt de personele budgetten te indexeren met 5,3%. De indexering is gebaseerd op de verwachtingen van het Centraal Economisch Planbureau (CEP) en betreft het kengetal ‘Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers’ (4,4%). Dit is de gemiddelde stijging van de lonen en salarissen van de collectieve sector die het CPB verwacht voor 2025. Ook houden we rekening met de loonstijging van 2024 (5,6% volgens het CPB per februari 2024 voor het jaar 2024) en hetgeen we voor loonindexatie hadden opgenomen in de begroting 2024 (4,7%). We stellen voor deze verschillen (0,9%) mee te nemen in het prijsindexcijfer dat we gaan toepassen voor 2025.

In de algemene uitkering is nog geen rekening gehouden met de meerjarige compensatie voor inflatie. Daarom stellen we voor om de budgetten voor loonindexatie aan de lastenzijde als p.m. op te nemen. Hiermee zijn de uitgangspunten aan de lasten- en batenzijde identiek toegepast.

Indexering loongevoelige budgetten met 5,3%, p.m. (meerjarig)

De op 1 januari 2024 bekrachtigde CAO voor gemeenteambtenaren loopt tot en met 31 maart 2025. Voor de rest van 2025 zijn er nog geen loonafspraken gemaakt. Voorgesteld wordt de personele budgetten te indexeren met 5,3%. De indexering is gebaseerd op de verwachtingen van het Centraal Economisch Planbureau (CEP) en betreft het kengetal ‘Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers’ (4,4%). Dit is de gemiddelde stijging van de lonen en salarissen van de collectieve sector die het CPB verwacht voor 2025. Ook houden we rekening met de loonstijging van 2024(5,6% volgens het CPB per februari 2024 voor het jaar 2024) en hetgeen we voor loonindexatie hadden opgenomen in de begroting 2024 (4,7%).We stellen voor deze verschillen (0,9%) mee te nemen in het prijsindexcijfer dat we gaan toepassen voor 2025.In de algemene uitkering is nog geen rekening is gehouden met de meerjarige compensatie voor inflatie. Daarom stellen we voor om de budgetten voor loonindexatie aan de lastenzijde als p.m. op te nemen. Hiermee zijn de uitgangspunten aan de lasten- en batenzijde identiek toegepast.

Indexering overige budgetten Indexering prijsgevoelige budgetten, p.m. (meerjarig)

De index voor de materiële budgetten bedraagt 1,9%. De indexering is gebaseerd op de verwachtingen van het Centraal Economisch Planbureau (CEP) per mei 2024 voor het jaar 2025 en betreft het kengetal ‘Prijs materiële overheidsconsumptie (IMOC)’. Dit is de gemiddelde stijging van de prijzen van de netto materiële consumptie van de collectieve sector.

We hebben het budget voor indexatie van de materiële budgetten berekend maar als p.m. opgenomen. Zie de toelichtingen bij de betreffende posten.

Indexering subsidiebudgetten, p.m. (meerjarig)

Bij de berekening van de loon- en prijsontwikkelingen bij gesubsidieerde instellingen gaan we ervan uit dat de kosten van de gesubsidieerde instellingen voor 75% loonafhankelijk en 25% prijsafhankelijk zijn. Waarbij voor de lonen wordt aangesloten op de ontwikkelingen uit de prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers, mei 2024, voor het jaar 2025 (5,3%) en voor de prijzen op de prijs materiële overheidsconsumptie (IMOC), mei 2024, voor het jaar 2024 (1,9%). Dit resulteert in een indexatie van de subsidies van 4,45%.

Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken als de loon- of de prijscomponent een ander gewicht heeft. We stellen voor in 2025 de subsidies met de index te verhogen, gezien het feit dat de instellingen te maken hebben met reguliere prijsaanpassingen los van de voorgestelde bezuinigingsopgave. Met de gesubsidieerde instellingen worden afspraken gemaakt over de mate van dienstverlening die passend is bij de beschikbare budgetten. In de kadernota is nog geen aanpassing van de indexatiebudgetten opgenomen. Zie de toelichtingen bij de prijsindexaties.

Indexering belastingen, niet zijnde OZB, p.m. (meerjarig)

Alle belastingen, niet zijnde OZB, worden geïndexeerd met de prijsindex van 1,9%.

Indexering leges/tarieven, p.m. (meerjarig)

Het uitgangspunt van de leges is om maximaal kostendekkend te zijn. Omdat de kosten van de leges vooral personele kosten betreffen, is het voorstel om uit te gaan van een indexering van 5,3%. Hierbij vindt ook de zogenaamde kostenscan plaats om te beoordelen of de leges kostendekkend zijn en de tarieven op de juiste wijze tot stand komen.

Stel uw document zelf samen

SELECTIE

(0) - geselecteerd

Direct downloaden


Volledige pdf